Schelstraete staat in een procedure bij de Rechtbank Gelderland een in Nederland gevestigde hippische onderneming bij in een geschil betreffende de verkoop van een paard aan een Amerikaanse koopster. Volgens deze koopster zou het paard niet aan de koopovereenkomst beantwoorden kort gezegd omdat reeds op het moment van levering sprake zou zijn geweest van een karaktergebrek. De cliënte van Schelstraete betwist dit en heeft in dit verband diverse getuigen door de rechtbank laten horen die over het gedrag van het paard voorafgaande aan en op het moment van levering hebben verklaard.
De Amerikaanse koopster heeft aan de rechtbank aangegeven ook zelf getuigen te willen laten horen, echter niet in Nederland maar in de Verenigde Staten van Amerika en door een Amerikaanse rechtbank. Namens haar cliënte heeft Schelstraete hier succesvol verweer tegen gevoerd. Hoofdregel in het Nederlandse procesrecht is dat de rechter die op de zaak zit de getuigen hoort, om zich zelfstandig een oordeel te kunnen vormen over de geloofwaardigheid van de afgelegde verklaringen. De Amerikaanse koopster heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd waarom van deze hoofdregel dient te worden afgeweken. Onder meer blijkt nergens uit dat de door de Amerikaanse koopster voorgestelde getuigen niet in staat of bereid zijn in Nederland te getuigen, of welke concrete pogingen de Amerikaanse koopster heeft ondernomen om hen daartoe te bewegen. Bovendien is het de Amerikaanse koopster die de gerechtelijke procedure in Nederland aanhangig heeft gemaakt en niet de cliënte van Schelstraete.