Onlangs heeft Schelstraete een interessante zaak in kort geding gewonnen. Wat er aan de hand was?
In een klein dorp werken 12 huisarts/ondernemers. Huisartsen hebben een baan die 24/7 doorgaat en om deze 24-uurs zorg te kunnen garanderen worden vaak waarnemingsregelingen gesloten. In dit dorp was er in de loop van de jaren een hoogoplopende ruzie ontstaan tussen huisarts A en al zijn beroepsgenoten in het dorp. Vanwege deze ruzie wilde zijn beroepsgenoten niet meer voor hem waarnemen, met name niet als hij zelf tijdig voor waarnemers kon zorgen bijvoorbeeld tijdens vakanties. Voor calamiteiten waren de huisartsen uiteraard wel bereid om een uitzondering te maken.
Huisarts A heeft daarop al zijn elf collega huisarts/ondernemers gedagvaard in kort geding. Hij heeft de rechter gevraagd om te bepalen dat zijn beroepsgenoten onrechtmatig tegen hem handelde en ze te verplichten om aan een waarnemingsregeling deel te nemen. De beroepsgenoten hebben verweer gevoerd. Schelstraete stond een van deze elf huisartsen bij.
Ter zitting is de zaak uitvoerig behandeld. Daar kwam naar voren dat in tegenstelling tot wat huisarts A dacht. Namelijk dat alle overige huisartsen vakanties en vrije dagen voor elkaar waarnemen zonder hiervoor kosten te maken, niet strookte met de werkelijkheid. Veel beroepsgenoten verklaarden zelf waarnemers in te huren of huisartsen in dienst aan te nemen om de 24 uurs zorg te kunnen garanderen. Op kleine schaal werkten beroepsgenoten wel eens samen binnen in huisartsenpraktijk of binnen een verband van twee huisartsenprakijken maar er was geen plaatselijke waarnemingsregeling waaraan alle beroepsgenoten kosteloos mochten deelnemen.
Huisarts A was op de zitting aanwezig. Op de vraag van de rechter hoe hij op dat moment de zorg voor zijn praktijk had geregeld antwoorde hij dat hij een waarnemer had ingehuurd. Feitelijk leek de situatie waar huisarts A voor stond dan ook niet zo te verschillen van die van zijn beroepsgenoten. Behalve dan dat de beroepsgenoten soms wel eens voor elkaar waarnamen maar niet voor hem. Daar staat echter tegenover dat huisarts A niet voor andere beroepsgenoten hoeft waar te nemen.
De rechter kwam dan ook tot het oordeel dat er geen regeling was waarmee een blok tegen huisarts A gevormd werd. Er werd dan ook niet in strijd met de Mededingingswet gehandeld. Aangezien de huisartsen ter zitting duidelijk aangaven dat de ruzie nog in volle hevigheid aanwezig was en er geen wettelijke grondslag is om iemand te verplichten om deel te nemen aan een waarnemingsregeling, zijn de vorderingen van huisarts A afgewezen.