Een handelsstal in de Verenigde Arabische Emiraten (‘koopster’) heeft begin 2020 tijdens een door een Belgisch veilinghuis (‘het veilinghuis’) georganiseerde veiling in Sharjah in de Verenigde Arabische Emiraten een embryo gekocht. Koopster en het veilinghuis zijn beiden cliënten van Schelstraete. De verkoper van het embryo is woonachtig in Groot-Brittannië.
Nadat het veilinghuis de koper een factuur heeft gestuurd, heeft de verkoper herhaaldelijk bij het veilinghuis geïnformeerd naar de betaling van de factuur. Het veilinghuis heeft de verkoper laten weten dat zij contact hebben gehad met de koopster en zij de koopsom van het Embryo snel zal voldoen aan het veilinghuis. Desondanks heeft de verkoper het veilinghuis begin maart 2020 bericht dat de overeenkomst is ontbonden. Kort daarna heeft de koopster de koopsom aan het veilinghuis voldaan. De verkoper bleef echter weigeren de draagmerrie (met daarin het embryo) te leveren aan koopster nu hij van mening is de koopovereenkomst rechtsgeldig te hebben ontbonden.
Om te voorkomen dat het veulen uit het zicht van de koopster en het veilinghuis zou verdwijnen dan wel zou worden verkocht aan iemand anders, hebben de koopster en het veilinghuis beslag gelegd op het inmiddels geboren veulen. De verkoper is vervolgens een kort geding procedure gestart waarin hij onder andere opheffing van het beslag heeft gevorderd. Nu hij de veilingovereenkomst rechtsgeldig zou hebben ontbonden, zou hij eigenaar zijn van het uit het embryo geboren veulen en zou het beslag ten onrechte zijn gelegd.
De rechter heeft geoordeeld dat voldoende aannemelijk is dat partijen een rechtskeuze hebben gemaakt voor het Belgische recht. De door de verkoper ingeroepen ontbinding dient dan ook te worden beoordeeld naar Belgisch recht. In dat kader heeft de rechter geoordeeld dat in de veilingvoorwaarden geen betalingstermijn is opgenomen waarbinnen het veilinghuis de van de koper ontvangen koopsom aan de verkoper zou moeten doorbetalen. Ook heeft de verkoper geen laatste ingebrekestelling verstuurd aan het veilinghuis. Gelet hierop is onvoldoende aannemelijk geworden dat de verkoper de veilingovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Voor opheffing van het beslag is dan ook geen plaats, aldus de rechtbank. Ook de door de verkoper gevorderde zekerheidstelling, voor het geval het beslag niet zou worden opgeheven, is afgewezen nu de verkoper niet aannemelijk heeft gemaakt dát en zo ja, hoeveel schade hij door het beslag zou lijden.
Cliënten werden bijgestaan door mr. Joëlle Bongers.