Blythe Brown heeft in de Verenigde Staten een rechtszaak aangespannen tegen haar voormalige echtgenoot, Dan Brown, welke voortvloeit uit de in december 2019 tussen hen uitgesproken echtscheiding. Teneinde bewijs te vergaren voor de door haar op Dan Brown gepretendeerde vorderingen heeft Blythe Brown zich in Nederland gewend tot de huidige vriendin van Dan Brown, Judith Pietersen, en jegens haar diverse juridische acties ondernomen.
Blythe Brown heeft Judith Pietersen in kort geding betrokken en op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering afgifte gevorderd van diverse bescheiden. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Blythe Brown deels toegewezen bij vonnis van 26 augustus 2020.1 Uit hoofde van dit vonnis heeft Judith Pietersen aan Blythe Brown afschriften van diverse bescheiden verstrekt.
Blythe Brown stelde zich echter op het standpunt dat Judith Pietersen niet aan het vonnis zou hebben voldaan en ging in hoger beroep. Judith Pietersen deed dit ook.
In hoger beroep heeft Blythe Brown onder andere gevorderd dat het gerechtshof een deskundige zou benoemen die toegang zou moeten krijgen tot de administratie van Judith Pietersen en haar eenmanszaak. Deze deskundige zou vervolgens moeten beoordelen welke bescheiden voor Blythe Brown relevant zouden zijn. Judith Pietersen heeft zich hier met succes tegen verzet. Het gerechtshof heeft bij arrest van 17 november 20202 deze vordering van Blythe Brown afgewezen en een halt toegeroepen aan haar juridische acties in Nederland. In dit verband overwoog het gerechtshof uitdrukkelijk dat de vordering van Blythe Brown neerkwam op een fishing expedition en wel in de vorm van een sleepnet waar artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet voor is bedoeld:
“5.2.3. De vordering van Brown komt erop neer dat zij inzage vraagt van alle correspondentie en administratie van Pietersen en JPD op alle gegevensdragers, om daaruit door een deskundige te laten beoordelen wat relevant kan zijn. Daar is artikel 843a Rv niet voor bedoeld. Zoals hiervoor ook al vermeld moet het gaan om bepaalde, dat wil zeggen concreet aangeduide bescheiden. Wat Brown vraagt is veel ruimer dan dat, en komt in feite neer op een fishing expedition en wel in de vorm van een sleepnet. Dat valt niet meer onder de noemer “bepaald”, en voldoet ook niet meer aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De beoordeling welke stukken verstrekt moeten worden, is voorts aan de rechter en niet aan een deskundige, nog daargelaten dat een kort geding als het onderhavige bedoeld is voor een ordemaatregel die vlot kan worden uitgevoerd. Dat verhoudt zich niet met een deskundigenbericht en een traject zoals Brown zich dat voorstelt.”
Het enige wat Judith Pietersen nog aan Blythe Brown dient te verstrekken is een kopie van twee paardenpaspoorten en daarmee is de kous af.
Judith Pietersen werd in deze zaak bijgestaan door mr. L.M. Schelstraete, mr. V. Zitman en mr. C.J.M. Bongers.
1 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2020:4275
2 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2020:9466