De kwestie betrof de verkoop van een paard door cliënte omstreeks 28 augustus 2013. Enkele maanden na de verkoop meldde de koopster zich bij cliënte met de mededeling dat het paard rugproblemen zou hebben waardoor het paard niet meer geschikt zou zijn voor de dressuursport. De koopster eiste van cliënte dat zij het paard zou terugnemen en dat cliënte de koopsom zou terugbetalen.
Omdat het paard bij cliënte nooit rugproblemen had vertoond en het paard ook verder geen gebreken vertoond had was cliënte niet zonder meer bereid om dit paard terug te nemen. De koopster spande een procedure aan tegen cliënte.
Om duidelijkheid te krijgen over de veterinaire problematiek bij het paard gelastte de rechtbank een deskundigenbericht. Maar liefst drie professoren van de Universiteitskliniek te Utrecht hebben het dossier van het paard beoordeeld en een rapport opgesteld. Geen van deze professoren kon vaststellen dat het paard reeds ten tijde van de verkoop problemen had in de rug zodat ervan uitgegaan moet worden dat cliënte een paard had verkocht dat geschikt was voor de dressuursport.
De Rechtbank Rotterdam heeft op 18 mei 2017 een eindvonnis gewezen waarbij cliënte in het gelijk werd gesteld en de vorderingen van de koopster zijn afgewezen. Cliënte heeft recht op een proceskostenvergoeding.
Cliënte werd in deze procedure bijgestaan door Mrs. Schelstraete en Loeffen van Schelstraete Advocaten.