In een geschil betreffende drie dressuurpaarden (aankoopbedrag van 1,8 miljoen Euro) stelt de Rechtbank Oost-Brabant op 1 juni 2016 cliënten van Schelstraete c.s. in het gelijk. De vorderingen van de koper, een buitenlandse vennootschap, worden afgewezen.
Opmerking verdient dat voorafgaand aan deze procedure de koper en haar stakeholder, een bekende internationale dressuuramazone, meerdere procedures tegen cliënten van Schelstraete aanhangig hebben gemaakt en verloren. De rechtbank is het met Schelstraete eens dat het Weens Koopverdrag op de respectievelijke overeenkomsten van toepassing is en dat de verkoper slechts aansprakelijk is voor de op het moment van de risico-overgang bestaande en niet aan de koper bekende gebreken. Hiervan is geen sprake. Een later mogelijk geconstateerde afwijking is op zichzelf geen gebrek, laat staan een wezenlijke tekortkoming van de verkoper in de zin van het Weens Koopverdrag die de ontbinding van een koopovereenkomst zou kunnen rechtvaardigen.
Deze uitspraak is interessant omdat de Rechtbank helder heeft uiteengezet wanneer het Weens Koopverdrag van toepassing is en aan welke voorwaarden kennisgeving aan de verkoper onder dat verdrag dient te geschieden. Schelstraete raadt cliënten aan om in een internationale context altijd na te gaan of het Weens Koopverdrag van toepassing kan zijn. Ook al hebben partijen daar niet voor gekozen kan het Weens Koopverdrag van toepassing zijn en kan daarmee de juridische posities van partijen ten opzichte van het interne Nederlandse recht beïnvloeden. Cliënten in deze procedure werden bijgestaan door mrs. Schelstraete en Wawrzyniak.