Maar liefst vier partijen waren gedagvaard in een kwestie die ging over de beweerdelijke verschuldigdheid van commissiegelden na de verkoop van twee paarden aan een derde.
Eiseres stelde zich op het standpunt dat zij als tussenpersoon behulpzaam zou zijn geweest bij de verkoop van twee paarden door cliënten aan een derde. Volgens eiseres zou zij met cliënten de afspraak hebben gemaakt dat zij 10% van de verkoopopbrengst zou ontvangen.
Cliënten hebben deze stellingen van eiseres met succes betwist bij de rechter. Niet alleen gaf eiseres de rechter een volstrekt onjuist beeld van haar betrokkenheid bij de verkoop van de paarden, maar ook was nimmer afgesproken dat zij aanspraak kon maken op 10% van de verkoopopbrengst.
De Rechtbank ging mee in het verweer van cliënten en overwoog dat er geen sprake was van een bemiddelings- of commissionairsovereenkomst zodat cliënten ook geen geldelijke vergoeding verschuldigd waren aan eiseres. Ook op andere gronden waren cliënten niet gehouden om een financiële vergoeding van 10% van de verkoopopbrengst aan eiseres te voldoen.
Op 5 april 2017 heeft de Rechtbank in Utrecht vonnis gewezen en de vorderingen van eiseres afgewezen. Daarnaast is zij veroordeeld in de proceskosten lastens cliënten.
Mr. L.M. Schelstraete en mw. Mr. B.E.J. Loeffen hebben cliënten bijgestaan in deze procedure.