Op 24 april 2018 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een positief arrest gewezen voor een cliënt van Schelstraete uit Saoedi-Arabië die in een juridisch geschil is verwikkeld met de voormalige trainer van zijn paarden.
De paarden werden getraind in Engeland. In juli 2014 heeft de trainer de paarden zonder medeweten van cliënt verplaatst naar Nederland. In Nederland hield de trainer de paarden voor cliënt verborgen en dreigde hij de paarden te verkopen indien een door hem gepretendeerde geldvordering op de vader van cliënt, die de trainer had gecontracteerd om de paarden van zijn zoon te trainen en op wedstrijden uit te brengen, niet zou worden voldaan.
De trainer deed in dit verband een beroep op een retentierecht. Het retentierecht is de bevoegdheid die in de bij de wet aangegeven gevallen aan een schuldeiser toekomt, om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan. Bijzonder aan deze zaak was dat cliënt niet de schuldenaar was van de door de trainer gepretendeerde geldvordering maar een derde.
Het gerechtshof heeft op 24 april 2018 geoordeeld dat de trainer geen retentierecht op de paarden van cliënt toekomt. In dit verband was o.a. relevant dat het gerechtshof van oordeel was dat niet was komen vast te staan dat de trainer de paarden naar Nederland had overgebracht om ze op wedstrijden uit te brengen. Daarmee was volgens het gerechtshof geen sprake (meer) van rechtmatig bezit en had de trainer onrechtmatig inbreuk gemaakt op de rechten van cliënt door de paarden zonder zijn medeweten mee te nemen uit Engeland en onder te brengen in Nederland. Het door het gerechtshof gewezen arrest is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2018:3878.
Cliënt is bijgestaan door mr. L.M. Schelstraete en mr. V. Zitman
Klik hier voor het volledige artikel
Saoedische cliënt van Schelstraete behaalt succes in hoger beroep
Op 24 april 2018 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden twee positieve arresten gewezen voor een cliënt van Schelstraete uit Saoedi-Arabië die in een juridisch geschil is verwikkeld met de voormalige trainer van zijn paarden.
De paarden werden getraind in Engeland. In juli 2014 heeft de trainer de paarden zonder medeweten van cliënt verplaatst naar Nederland. In Nederland hield de trainer de paarden voor cliënt verborgen en dreigde hij de paarden te verkopen indien een door hem gepretendeerde geldvordering op de vader van cliënt, die de trainer had gecontracteerd om de paarden van zijn zoon te trainen en op wedstrijden uit te brengen, niet zou worden voldaan.
De trainer deed in dit verband een beroep op een retentierecht. Het retentierecht is de bevoegdheid die in de bij de wet aangegeven gevallen aan een schuldeiser toekomt, om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan. Bijzonder aan deze zaak was dat cliënt niet de schuldenaar was van de door de trainer gepretendeerde geldvordering maar een derde.
In oktober 2014 slaagde cliënt er reeds in om middels een kort geding af te dwingen dat de trainer de paarden bij een onafhankelijke derde zou stallen en gestald zou houden in afwachting van de uitkomst van een tussen cliënt en de trainer te voeren bodemprocedure. Het door de kort geding rechter gewezen vonnis is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBOVE:2014:5201.
In de bodemprocedure oordeelde de rechtbank in november 2015 dat de trainer een retentierecht toekwam op de paarden en dat hij de paarden aan cliënt af diende te geven nadat een bepaald bedrag aan hem zou zijn voldaan. Cliënt werd echter niet tot betaling van dit bedrag veroordeeld. Dat de trainer geen veroordeling verkreeg lastens cliënt is in juni 2017 door het gerechtshof ook bevestigd. Het door de rechtbank gewezen vonnis en het door het gerechtshof gewezen arrest zijn gepubliceerd op www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBOVE:2015:5457 en ECLI:NL:GHARL:2017:4977.
Zowel cliënt als de trainer zijn tegen het door de rechtbank in de bodemprocedure gewezen vonnis in hoger beroep gegaan. Het gerechtshof heeft op 24 april 2018 alsnog geoordeeld dat de trainer geen retentierecht op de paarden van cliënt toekomt. In dit verband was o.a. relevant dat het gerechtshof van oordeel was dat niet was komen vast te staan dat de trainer de paarden naar Nederland had overgebracht om ze op wedstrijden uit te brengen. Daarmee was volgens het gerechtshof geen sprake (meer) van rechtmatig bezit en had de trainer onrechtmatig inbreuk gemaakt op de rechten van cliënt door de paarden zonder zijn medeweten mee te nemen uit Engeland en onder te brengen in Nederland. Het door het gerechtshof gewezen arrest is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2018:3878.
Separaat aan de bodemprocedure bij de rechtbank en het daaropvolgende hoger beroep bij het gerechtshof heeft cliënt in kort geding de vrijgave proberen te bewerkstelligen van zijn paarden. De kort geding rechter oordeelde in februari 2017, naar later bleek ten onrechte, dat de trainer met het vonnis van de bodemrechter van november 2015 wel een veroordeling lastens cliënt had verkregen en dat de trainer eerst tot vrijgave van de paarden was gehouden nadat cliënt het door de bodemrechter vastgestelde bedrag aan de trainer had voldaan en ook nog eens een bankgarantie had gesteld voor een bepaald bedrag ter verzekering van een andere door de trainer op cliënt gepretendeerde geldvordering aangaande een paard dat niet aan cliënt maar aan de trainer zou toebehoren en dat door de trainer uit hoofde van het in oktober 2014 in kort geding gewezen vonnis ook bij een onafhankelijke derde werd gestald en nadien kreupel zou zijn geraakt. Het door de kort geding rechter gewezen vonnis is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:RBOBR:2017:838.
Ook tegen dit vonnis zijn zowel cliënt als de trainer in hoger beroep gegaan. Het gerechtshof heeft op 24 april 2018, in het verlengde van het oordeel dat de trainer geen retentierecht toekomt op de paarden van cliënt, drie van de vier paarden vrijgegeven. Het vierde paard dient de trainer aan cliënt af te geven nadat cliënt een bankgarantie heeft gesteld voor een bepaald bedrag ter verzekering van de door de trainer op cliënt gepretendeerde geldvordering aangaande het kreupel geraakte paard. Ten aanzien van dit paard heeft het gerechtshof op 24 april 2018 ook geoordeeld dat dit paard in eigendom toebehoort aan de trainer en de trainer o.a. de opdracht verstrekt te bewijzen dat dit paard na en als gevolg van de afgifte op grond van het vonnis van 2 oktober 2014 kreupel is geraakt. Op dit punt wordt de procedure dus nog vervolgd. Het door het gerechtshof gewezen arrest is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2018:3893.
Cliënt wordt bijgestaan door mr. L.M. Schelstraete en mr. V. Zitman