Op 16 juli 2014 heeft de Kamer voor Kantonzaken van de Rechtbank Limburg een interessant vonnis gewezen over consumentenkoop. Deze consumentenbescherming houdt onder meer in dat indien een gebrek zich binnen 6 maanden na levering openbaart op basis van de wet, in beginsel wordt vermoed dat het gebrek op het moment van levering reeds aanwezig is geweest, waarna het aan de verkoper is om het tegendeel aan te tonen.
In deze zaak had een professionele ruiter een handelsstal gedagvaard omdat zij aan hem een paard zou hebben verkocht en geleverd dat gebreken zou vertonen. Daarbij stelde de ruiter zich op het standpunt als consument te hebben gehandeld en een beroep te kunnen doen op consumentenbescherming.
De handelsstal werd bijgestaan door Mr. L.M. Schelstraete en Mr. V. Zitman van Schelstraete. Zij betoogden dat voor zoveel er al een koopovereenkomst tussen de handelsstal en de ruiter tot stand is gekomen, de ruiter het paard voor beroepsmatige doeleinden heeft aangekocht, als gevolg waarvan er geen sprake kan zijn van een consumentenkoop. Dat de ruiter het paard voor beroepsmatige doeleinden heeft aangekocht volgde volgens Mrs. Schelstraete en Zitman onder meer uit het feit dat de ruiter veelvuldig deelneemt aan internationale wedstrijden en hij daarnaast werkzaam is voor een vennootschap die zich actief met de paardensport bezighoudt en een hippisch centrum runt, door welke vennootschap het gekochte paard ook wordt gesponsord.
De Kamer voor Kantonzaken volgde het betoog van Mrs. Schelstraete en Zitman en oordeelde dat de door de ruiter gestelde koopovereenkomst niet kan worden aangemerkt als een consumentenkoop.
Dit vonnis is met name interessant omdat professionele ruiters tot voor kort door Rechtbanken vaak wel als consument-kopers werden aangemerkt.
Gevolg van het feit dat er geen sprake is van een consumentenkoop is niet alleen dat de ruiter geen beroep toekomt op consumentenbescherming maar ook dat de Kamer voor Kantonzaken niet bevoegd is om van het geschil kennis te nemen.